‘En dan samen een potje mens-erger-je-niet doen’
‘Die eerste nacht in Brielle. Toen ze net binnen waren. Ik hoorde iemand huilen en ging ernaartoe. Het was een oudere vrouw. Ze greep me vast en huilde, huilde. Omdat ze nu veilig was. Dat zei een tolk me even later. Ik heb haar vastgehouden. Ik weet niet hoe lang. En zij heeft gehuild. De hele nacht.’
‘Je helpt gewoon.’ Voor Els Schouwenburg is het zo vanzelfsprekend: anderen helpen. Hoe zou je níet kunnen helpen? Jaren geleden haalde ze haar EHBO-diploma in het dorp waar ze woont. En dan was ze paraat bij de avondvierdaagse. ‘Als je meer wilde, ging je naar het Rode Kruis.’ Dus ging ze naar het Rode Kruis. Later werkte ze als administratief medewerker op verschillende Rode Kruiskantoren en tot slot ook op het hoofdkantoor in Den Haag. Sinds een paar jaar is ze coördinator en hulpverlener van de hulppost Beverwaard in Rotterdam. ‘Regelen en organiseren. Ik vind dat leuk. En het geeft voldoening. Je doet wat. Je kan wat.’
De crisisopvang voor vluchtelingen in Rotterdam begon in 2015. ‘Op 18 september kreeg ik een telefoontje. Of ik kon helpen opbouwen in de sporthal van de Erasmus Universiteit. Die avond begonnen ze. Ik kwam om 7:00u de volgende ochtend. Een gymzaal met 250 bedden. Vol mensen. Alles lag door elkaar. Alles.’ Ze valt even stil. In dat woord ‘alles’ liggen beelden besloten die haar collega-hulpverleners van de Beverwaard kennen. Zij hebben die zaal ook gezien. Halve en hele gezinnen uit Syrië, Irak, Eritrea, Somalië, Albanië. Mannen, vrouwen, pubers, kleine kinderen, moslims, christenen, met twee plastic tassen spullen of met alleen een telefoon, met schotwonden, hoge koorts, wonden van klimmen over prikkeldraad of uitgeput van dagenlang lopen.
Els is niet iemand die overal de ellendigste situaties opzoekt. Ze is behulpzaam vanuit een nuchtere en praktische houding. ‘Ik doe ook EHBO-dienst bij de kermis. Soms zit ik daar de hele middag en dan gebeurt er niks.’ Ze lacht: ‘En als er niks is gebeurd, dan is er dus niks gebeurd.’ Dat is het goede nieuws.
Menslievendheid is een van de zeven grondbeginselen van het Rode Kruis. En misschien is dat wat er met Els gebeurt als ze als hulpverlener bezig is. Dat ze erdoor wordt overspoeld. ‘Een van onze vrijwilligers is een boom van een kerel die het liefst op de grond tussen de kinderen zit. Dat is zo prachtig om te zien. Of dat vijfjarige Irakese meisje dat ik zag huppelen tussen al die gespannen volwassenen. De flexibiliteit van zo’n kind: húp en weer door. En dan samen een potje mens-erger-je-niet doen. Zij en ik. Ik geniet daarvan. Soms voer ik hele diepzinnige of juist moeilijke gesprekken met mensen. Maar laatst was er een gezin dat net te horen had gekregen waar ze mochten gaan wonen. Zaten we samen te kijken op Funda en op Google Maps hoe hun nieuwe huis eruitziet. Dat is leuk. Dat is gezellig.’
Als hulpverlener van het Rode Kruis moet je de politiek thuis laten. Neutraliteit is essentieel voor het Rode Kruis. ‘Ik heb een paar keer hard m’n hoofd gestoten. Dan merkte ik dat ik mijn politieke overtuiging via het Rode Kruis uitdroeg. Dat kan niet. Dat moet niet. En dat heb ik wel gevoeld.’ Gelukkig kan Els veel kwijt bij haar man en bij vrienden. En een dochter vraagt ze regelmatig om advies. ‘Die ondersteuning voelen, dat is wel belangrijk. Maar dat kan niet bij iedereen.’
Tekst: Aleid Bos
Foto: Rienk Boode
Delen